Zevende in Groningen, zesde op het werkijs van Utrecht, opnieuw zevende in Thialf en afgelopen zaterdag – door een domme val – afgevlagd als de nummer vijftien van de chaotische spektakelrace om de Uithof Bokaal: zie hier het fundament voor de vijfde plaats van Roel Boek in het klassement om de Daikin Marathon Cup. Verrassend is het zeker, ook voor de bewegingswetenschapper die van maandag tot en met donderdag met schaatslessen zijn levensonderhoud bij elkaar harkt, maar hij heeft er wél over nagedacht hoe dat succes valt te verklaren. En wanneer je dat verhaal beluistert, aangevuld door de bezielende trainer-coach en oud-rijder Casper Helling, wordt het allemaal een stuk logischer.
Op de eerste plaats, zo meent Helling, is het een kwestie van gewenning. “Vorig seizoen begonnen we met drie jongens die relatief nieuw waren in de Topdivisie: Koen de Best, Jan-Willem Broos en Roel. De opgedane ervaringen maken het verschil, alle drie leerden ze wat ze moesten doen en waarom ze bepaalde dingen deden. Roel schaatste al een tijd prima, maar kende een paar kwakkeljaren, mede doordat hij een seizoen lang last kreeg van de ziekte van Pfeiffer. Tegelijkertijd zeg ik: dat is een goed leerjaar geweest voor hem, wat hem zelfbewuster heeft gemaakt. En nu heeft hij een mooi doel: tenminste een marathon winnen”, zegt Helling, die bij voorkeur zijn inbreng nogal bagatelliseert. “Vraag Roel maar zelf naar zijn ontwikkeling, dat kan hij beter vertellen…”
Boek omschrijft het als ‘voelen wat het is om aan te haken bij het niveau van de Topdivisie’. “Rijden met de grote mannen, hoe werkt dat?”, begint hij zijn betoog. “Door dat week in week uit te ervaren wist ik gaandeweg wat er nodig zou zijn om de winter erop goed op het ijs te verschijnen. Ik merkte bijvoorbeeld dat je tijdens een marathon zo nu en dan een paar rondjes heel hard moet kunnen schaatsen. In de training van de voorbije zomer heb ik geprobeerd die inspanning op te zoeken wanneer ik op de fiets trainde, door kortere, intensievere blokjes te trappen.”
Dat is nuttig geweest. Wat nog meer meespeelde, was dat Boek ontzag had voor alle andere mannen in het peloton. Tot een paar jaar geleden volgde hij Jorrit Bergsma op televisie. Plotseling werd hij een concurrent, een rare gewaarwording. “Het klinkt nu misschien groter dan wat het daadwerkelijk was. Ik reed heus niet rond als een soort starstruck fanboy, maar was me er wel van bewust dat ik vooral niks wilde doen wat die mannen de wedstrijd zou kunnen kosten. Zo’n instelling hielp niet om voor je plek te vechten. Ik was als B-rijder aanvallend, totdat ik overstapte en meer een afwachtende houding aannam. Het ging in het A-peloton sneller, wat voor mij reden was te kijken wat mijn plek zou zijn en of ik in dat geweld zou mee kunnen. Op die manier schaatste ik meer op de reactie. Als je dan geen explosieve jump in de benen hebt, ben je steeds te laat.”