I want to fly like an eagle
To the sea
Fly like an eagle
Let my spirit carry me
I want to fly like an eagle
'Til I'm free
Steve Miller Band
Lang voordat William Dandjinou ook maar was geboren (1 oktober 2001) bezong de Steve Miller Band al de pracht van een vliegende arend. Hoe toepasselijk is (een deel) van de songtekst uit 1976, wanneer je deze Canadese ‘wolkenkrabber’ van een meter negentig over het ijs ziet scheren, zich bijna onbewust van zijn lengte als handicap in deze sport zodra hij langs tegenstanders vliegt? Steeds vaker ongrijpbaar voor de rest – we zagen het in de eerste ronde van de World Tour Shorttrack. Winnen verleidt Dandjinou bovendien tot het uitslaan en langzaam op en neer bewegen van zijn armen, precies zoals een arend dat doet, hoog in de lucht. Fly like an eagle…
Hij was afgelopen vrijdag, zaterdag en zondag outstanding, zoals de Canadese tv-commentatoren niet vaak genoeg konden herhalen. Dandjinou, zoon van een Ivooriaanse vader die op z’n twintigste de wijk nam naar Noord-Amerika en in Sherbrooke terechtkwam, won de 500 meter, was de beste op de 1500 meter en veroverde met de Ice Maples ook goud op de mannenrelay. Zonder overdrijven: er schaatste geen betere atleet rond dan de 23-jarige wonderboy, die door een even merkwaardig als dom slippertje in de halve finale van de 1000 meter zijn kansen vergooide om een unieke trilogie (drie individuele zeges in een evenement) te realiseren.
Dandjinou ligt er overigens geen tel wakker van. Shorttrackers beseffen als geen ander dat ze koorddansers zijn die elk moment van de wiebelende lijn kunnen donderen; de weg naar glorie is meestal niet lang, maar wel levensgevaarlijk en vol van hindernissen. Terugkijkend naar dat moment op zondag: “Ik denk dat ik voor de aanval die ik wilde inzetten al een tactische of technische fout heb gemaakt. Er was een blok van andere rijders, die zijn er altijd op dezelfde plaatsen. Ik lette niet op en raakte iemand, mijn eigen fout. Dus weet ik dat er genoeg werk is te doen voor me, zelfs in de wetenschap dat ik wereldkampioen ben op de 1000 meter. Die races zijn de moeilijkste omdat iedereen goed is: niet te lang voor de sprinters, niet te kort voor de mannen met uithouding.”
Jens van ’t Wout won die 1000 op knappe wijze. Zijn naam noemen zorgt ervoor dat het gesprek een totaal andere wending krijgt. Dandjinou, verguld met de Nederlandse aandacht, begint spontaan aan een lofzang. Het verhaal over zijn jeugdjaren in Sherbrooke vanwaar hij op jonge leeftijd is verhuisd naar Montréal, wordt even geparkeerd. “Jens, ja, een ongelooflijk aardige jongen, ik rijd al zo lang tegen hem, zijn broer Melle en ook Sven Roes. Ik houd van Nederland, en van de Nederlandse fans die me altijd een warm welkom geven. Misschien behaalde ik daarom in maart van die goede resultaten op het WK. Mijn eerste internationale wedstrijd was trouwens ook in jullie land, de Invitation Cup. Tijdens het evenement erna, de Valtellina Trophy in Bormio, maakte ik voor het eerst kennis met Jens en de anderen. Good memories.”
Terug naar de roots van Dandjinou, wat slang betekent en heeft geleid tot de bijnaam ‘cobra’. Vader had na zijn emigratie uit Ivoorkust geen benul van schaatsen, maar snapte dat zijn zoon er wel mee moest opgroeien. Amper twee jaar oud zette hij William op glij-ijzers en hielp hem waar hij kon. “Hij gaf me de kans, daar ben ik hem eeuwig dankbaar voor.” Dankzij het goed functionerende scoutingsysteem in Canada verscheen de jonge Dandjinou jaren later op de radar van de bond. “Op mijn vijftiende of zestiende ben ik geselecteerd voor een regionaal team. Al was dat uiteraard geen garantie dat ik het zou redden: het niveau in Canada is ontzettend hoog. Wat ik zojuist zei over mijn eerste internationale races in Heerenveen: ik was verrast hoe we ons staande konden houden, want we waren niet anders gewend dan met onze eigen groep te strijden. Het opende mijn ogen over de mogelijkheden die de sport me zou kunnen bieden. Als Canadezen waren we altijd wat afgezonderd van de rest van de wereld.”
Zijn ontwikkeling is sindsdien niet gestagneerd. In het seizoen 2019-2020 debuteerde Dandjinou in de World Cup. Het duurde tot vorige winter alvorens hij zich kon mengen in de medaillegevechten. Of beter, het werd de grote doorbraak van de lange man die zich tevens liet gelden als publieksentertainer voor wie winnen het equivalent is van het gekmaken van het publiek. In alle wereldbekers op de laatste na keerde hij terug voor een huldiging op het ijs: brons 1000 meter in Montréal en goud in de mannenaflossing, goud werd de 1500-meterrace een week later, met nu een zilveren relayplak; in Beijing was er brons op de 1500 meter en goud voor de aflossing; dat 1500 meter vooralsnog de beste discipline lijkt, bewees hij door goud en zilver op te halen, nog eens onderstreept door de winst op dezelfde afstand in Dresden. Het constante prestatieniveau zag de student natuurwetenschappen beloond met mondiaal goud in Rotterdam (1000 meter).
Die plak deed hem voor de laatste keer in een voor hem uiterst succesvolle wereldreis zweven langs de uitpuilende tribunes van Ahoy. Het volk genoot van de act. “Ik ook, en al voelde ik me toen even als iemand die op de top van de wereld stond, ik realiseerde me dat zelfs deze winnende race niet foutloos was geweest. Ik mocht me wereldkampioen noemen, maar nog lang niet de beste schaatser.” Er klinkt een vrolijke lach. “Ik kon wel weer vliegen. Dat gevoel heb ik overigens na elke racedag, wat er ook gebeurt op of naast het ijs. Het is de bevrijding van de last (druk, red.) die ik draag wanneer ik race. Schaatsen voor mij is vrijheid, en mijn uitgestrekte armen vertellen dat: ik vlieg weg, naar de overwinning.”
De arend Dandjinou. Dat klinkt veel mooier dan de cobra, toch?