De groep waarmee bondscoach Jeroen Otter in Apeldoorn de baantraining afwerkt, is groot. Niet alleen zijn eigen Nationale Trainingsselectie is erbij, maar ook de opleidingsploeg. Er gaan uiteindelijk dertien schaatsers rond in de velodrome. Van de nationale ploeg ontbreken Niels Kerstholt en Annita van Doorn.

Otter legt uit waarom hij zijn selectie meeneemt naar de wielerbaan, iets dat bij het langebaan- en marathonschaatsen nauwelijks gebeurt. “Ik doe het om een paar redenen. Baanwielrennen heeft sowieso iets weg van shorttrack. Het draait ook om durf, snelheid en volle bak aanzetten.”

“Daarnaast wordt je op de baan niet gestoord door verkeer of stoplichten. Je kan de training heel goed monitoren en de voortgang is goed meetbaar”, legt hij uit. Bij de eerste oefening laat hij zijn rijders in twee groepen rondrijden, waarbij iedereen telkens twee ronden op kop rijdt. Het eerste blokt duurt acht minuten, daarna volgt een korte pauze en daarna volgen een blok van tien en een blok van twaalf minuten.


Yara van Kerkhof zoekt een fiets uit voor de training

Al na de eerste rondes staat het zweet op de voorhoofden van de shorttrackers. Ze zijn niet bang om werk te verzetten. Geolied rijden de schaatsers rond over de baan. Otter roept bij iedere doorkomst de rondetijden door. Die zijn vlak. Ronde na ronde worden gelijke tijden gereden, tot het einde van het trainingsblokje. “Nog vijf ronden”, roept Otter en de rondetijden worden nog wat scherper. “Zie je, ze gaan naar het einde toe steeds harder”, lacht de coach. Dat kan geen kwaad, want juist daarom doen ze die baantraining.

“Je kunt fysiek heel diep gaan, met hoge snelheid. Je tast diep in je cardio-vasculair systeem. Dat kan niet bij een schaatstraining.” Otter verduidelijkt: “Bij shorttrack ontploffen je benen voordat je longen ontploffen. Hier is dat andersom.”

Niet alleen kunnen de rijders goed op hun hartslagzones trainen op de wielerbaan, maar net als op het ijs kunnen ze hier ook met elkaar spelen. Het laatste blok op snelheid eindigt zo in een heuse sprint tussen Daan Breeuwsma en Sjinkie Knegt. Die laatste komt in de laatste bocht van achteruit opzetten, maar moet het toch net afleggen tegen zijn collega.

“Ik kan ook eigenlijk niet sprinten”, lacht Knegt, die graag op de wielerbaan komt. “Ik vind het altijd wel leuk. Het is mooi op snelheid.” Hij lacht. “Ik houd in principe helemaal niet van fietsen, maar dit is wel mooi.”

Tijdens de training rijden er continu twee groepen rond. Een heren- en damesploeg. Zo noemt Otter ze ook, maar helemaal terecht is dat niet, want ondanks een enkelblessure rijdt Jorien ter Mors in het begin mee bij de snelle herengroep en doet daar niet onder voor haar mannelijke ploeggenoten. Bij de intervalblokjes later in de training blijft ze echter onderin de baan haar rondjes rijden, want haar enkel kan een te grote belasting nog niet aan.


Twee groepen in de baan

Sinds de shorttrackers de training weer hervat hebben na het seizoen, hebben ze al zes sporten beoefend. Shorttrack en mountainbiken in Turkije, langebaanschaatsen, inline-skaten en baanwielrennen in Nederland en daarnaast continu kracht- en stabiliteitstraining.

Dat laat Otter zijn schaatsers expres doen omdat hij zijn rijders wil laten voelen hoe ze bewegingen aanleren, hoe ze zich verbeteren. “Je moet topatleten mee laten gaan in het leerproces om beter te worden. Dat effectief leren hoeft niet op een shorttrackbaan, maar kan ook met andere sporten. Daarbij spelen er bij shorttrack veel meer aspecten dan alleen de fysieke inspanning, zoals durf en behendigheid. Die moet je, ook als er geen shorttrackijs beschikbaar is, opzoeken.”