“Ja, hoor, het ging best oké voor de derde keer dat ik dit seizoen op een baan stond. Ik had een tijd van 19,4 seconden, de zesde of zevende van de dag. De eerste honderd meter waren goed, toen kwam de tweede bocht die heel risky was. Voor ons als schaatsers is het moeilijk zo’n bocht te houden. Je merkt dat de gasten die het wel beheersen zo’n bocht zo gemakkelijk doorlopen. Ik had meteen in de gaten dat het niet lekker ging en daarom leek het me wijzer verder geen risico’s te nemen”, verklaarde de 21-jarige Ommenaar.

Hij zou rond de middag nog een keer voor een kwartiertje de ‘wielschaatsen’ onderbinden, om te assisteren bij een clinic voor de jeugd. Verder werd het wachten op zijn ploeggenoten Janno Botman en Jenning de Boo met wie Westenbroek naar de kop van Noord-Holland was afgereisd. Die durfden het ook nog aan mee te doen aan de 1000 meter. “Je wordt wat volwassener hè, waardoor je meer nadenkt over de dingen die je doet. Ik heb ervoor gekozen die duizend meter te laten schieten, omdat ik me afvroeg of het verstandig zou zijn. De echte skeeleraars zijn ontzettend behendig, die beheersen dit werk. Ik loop liever geen blessures op in de voorbereiding op het schaatsseizoen.”

Foto: Neeke Smit

Het optreden in Wervershoof zou zomaar het laatste kunnen zijn geweest van Stefan gedurende de zomerse maanden. Verschillende organisatoren (Heerde, Staphorst)  zouden hem graag aan de start zien verschijnen van een sprintrace over honderd meter. “Het lijkt me hartstikke leuk, maar op dit moment werken we met de schaatsploeg vooral aan omvang en blijft het trainen op explosiviteit voor de start achterwege. Wanneer het schema het toelaat – en dan moet de trainingsarbeid niet te veel zijn geweest – doe ik mee. Vooralsnog denk ik dat ik alleen bij het Nederlands kampioenschap in Rotterdam (25 juni, red.) van de partij ben.” Kan ook bijna niet anders, want Westenbroek is de titelverdediger.

Zijn voorzichtigheid valt te begrijpen. Een stom incident tijdens een krachttraining kostte Westenbroek een groot deel van het schaatsseizoen. Een halter viel op zijn voet en daarbij brak hij een teen. Hij kon een streep zetten door de eerste wereldbekers, maar bleek naderhand ook veel moeite te hebben om in zijn ritme te komen.

Foto: Neeke Smit

Gedreven door zijn ambitieuze plan deze winter ’s lands beste sprinter te worden, hoopt hij bij de start van wedstrijden het niveau te hebben waarmee hij in 2022 begon. “Toen zat ik dicht tegen de top aan, daar wil ik opnieuw heen. De teenbreuk heeft me lang achtervolgd. Ik heb er veel moeite mee gehad, en ook veel pijn bij het schaatsen, zeker zo’n een à twee maanden. Zelfs nog tijdens het NK Afstanden, waar ik desondanks op driehonderdsten van een WK-ticket strandde.”

De focus om straks betere tijden te rijden ligt op het tweede deel van zijn vijfhonderd meter. “Ik start goed, de eerste driehonderd zijn prima, maar over een volle ronde bekeken schiet ik veel tekort. Dat moet anders. Het draait om inhoud en techniek. Het is niet dat ik na driehonderd meter vergeet te letten op mijn techniek, maar die verzuring die dan toeslaat…na pak ’m beet dertig seconden. Die is verschrikkelijk. Ik moet leren te gaan ‘zitten’ in de slotfase van de race, de hoeken houden. Ik step als de vermoeidheid opkomt, al gauw naar achteren. Kortom, het moet allemaal beter. De vijfhonderd meter lijkt een simpele afstand, omdat-ie zo kort is. Soms lijkt het voor mij een legpuzzel van duizend stukjes, waarbij elk foutje funest is voor je eindtijd”, aldus Westenbroek die vorige winter zes keer op een officiële vijfhonderd meter onder de 35 seconden uitkwam.

“Dat waren heus geen zes geslaagde puzzels hoor. Zeker niet.” De kwalificatie voor de wereldbeker sprong er wel uit. “Die benaderde mijn perfectie op dat moment. Ik had een goede opening en ik zat in die wedstrijd voor mijn doen diep, in de hoeken dus. Alleen, als je mijn houding dan vergelijkt met die van de Japanse sprinters, of Janno en Hein (Otterspeer, red.), dan is er nog veel verschil. Die zitten opgevouwen, hebben hun borst op hun knieën. Daar heb ik nog moeite mee, omdat ik van nature niet lenig ben. Ik heb lange tijd gevoetbald. Toen ik de eerste keer door de dokter van Reggeborgh werd gecontroleerd, vroeg hij me wat ik had gedaan. Hij kreeg mijn been niet eens omhoog, zo stijf was het allemaal. Gelukkig is de situatie al heel anders. Er zit een stijgende lijn in, maar ik heb niet de soepelheid die iemand als Kjeld Nuis in staat stelt zo diep te zitten als hij regelmatig laat zien. En dat zal ook nooit gebeuren”, waarschuwde hij.