Carry Geijssen moet even een traantje laten, als ze herinneringen ophaalt aan haar goede vriendin die ze via het schaatsen heeft leren kennen en met wie ze afgelopen maandag nog een heel fijn gesprek voerde. "Liefdevol, gul, gezellig, het was altijd leuk met Stien", begint de negen jaar jongere oud-schaatsster. "Drie weken geleden hadden we in Dordrecht nog een reünie van de selectie uit 1965. Dat waren destijds achttien vrouwen, van wie er nu nog vijftien over zijn. Stien leed al langer aan een longfibrose, die haar leven er niet gemakkelijker op maakte. Maar ze wilde per se bij de reünie zijn, en gelukkig lukte dat. Daar ben ik nu wel blij om."
Geijssen koestert de geweldige jaren met Kaiser. Ze typeert Kaiser haar als een enorm goede rijdster die er geen moeite mee had dat ze zich zo laat pas kon meten met de beteren. In de jaren voordat ze op de ijsbanen verscheen, trainde ze voor zichzelf. "Ik weet nog dat ze 's winters in het Kralingsebos van Rotterdam meetrainde met een vaste groep schaatsers. Na onze actieve periode zijn we elkaar blijven opzoeken. Samen op vakantie, samen naar bijeenkomsten die met de sport hadden te maken. Soms werd Stien alleen uitgenodigd; dan zei ze tegen mij: 'Je gaat toch gewoon mee met mij. Da's wel zo gezellig'. En dan waren we beiden van de partij."
De in Delft geboren Kaiser (20 mei 1938) beleefde haar hoogtijdagen aan het eind van de jaren ’60 en de beginjaren ’70. Laat begonnen met de sport bleek geregeld dat haar leeftijd een extra obstakel was om echt ruim baan te krijgen. Zo werd ze tegengewerkt toen haar gewestelijke trainer haar voordroeg om mee te gaan op trainingskamp naar Noorwegen met de nationale selectie. Kaiser was met haar 25 te oud.
De resultaten op het hoogste niveau kwamen naderhand toch. Haar eerste podiumplaats, de eerste Nederlandse bij het WK Allround, haalde zij in 1965. Ondanks een knieblessure pikte ze het brons in. Kaiser kon beter en dat etaleerde ze in 1967 door op de baan van Deventer de wereldtitel op te eisen (met drie afstandszeges). Op die prestatie volgde een mooie onderscheiding: aan het eind van het jaar werd ze uitgeroepen tot Sportvrouw van het Jaar.
Het seizoen erop prolongeerde ze de titel; de ontknoping van dat wereldkampioenschap kreeg een prachtig oranje tintje, want op het podium in Helsinki stonden ook Ans Schut (zilver) en Carry Geijssen (brons). Bij dat succes hield het niet op. Tijdens de Winterspelen van Grenoble viel Kaiser wederom in de prijzen. Op de 1500 meter en de drie kilometer was er brons. Maar net als in het verhaal van haar WK’s wist Kaiser zichzelf bij het tweede olympisch optreden te overtreffen. Op het ijs van Sapporo (1972), waar ook Ard Schenk zou schitteren, vloog ze naar goud op de 3000 meter. Haar voorsprong op de nummer twee, de Amerikaanse Dianne Holum, van 6,53 seconden is nog altijd de grootste in de geschiedenis van het Olympische vrouwenschaatsen. Bovendien won ze zilver op de 1500 meter.
"Een groot verlies voor de schaatssport in Nederland. Stien is een icoon van het vrouwenschaatsen die de emancipatie van vrouwen in de sport heeft bevorderd door haar prestaties en door wie ze was", zo reageert Herman de Haan, directeur-bestuurder van de KNSB op het droevige bericht. Ik heb mooie herinneringen aan haar. Als achtjarig respectievelijk twaalfjarig ventje zag ik haar op televisie medailles winnen in Grenoble en Sapporo. In zwart-wit."