Daar ging de fietstocht eigenlijk ook om. Je kan genieten op de fiets van het uitzicht, van het mooie weer en van het onderweg zijn. Maar je kan ook vreselijk balen en afzien op de fiets. Zaak was om door te zetten en hard te zijn voor jezelf. Zodra je medelijden met jezelf krijgt, sta je stil en kom je niet meer vooruit. Tijdens een wedstrijd kunnen je benen ook helemaal ontploffen en als je dan medelijden met jezelf krijgt, zul je niet als winnaar over de streep komen. En daar trainen we niet elke dag zo hard voor natuurlijk.

Een serieuze aangelegenheid dus, de fietstocht. Bepakt met reservebinnenbandjes, voldoende eten en volle bidons vertrokken we van Font-Romeu naar Le Somail, 165 kilometer verderop. Wat een afdaling was dat. De eerste 40 kilometer hebben we alleen maar gedaald. Beneden stond de bus op ons te wachten zodat we onze mouwtjes in konden leveren. Boven was het 18 graden en beneden 28. Dat is nogal een verschil.

Toen we in Le Somail aankwamen keek ik mijn ogen uit. Wat had Sandra een geweldige verblijfplaats geregeld. Hoge plafonds, oude ornamenten en een tuin met zwembad. Ik had er best nog een dagje kunnen vertoeven, maar de volgende dag zaten we om 8 uur aan het ontbijt om de weg te vervolgen naar Mas de Roux. 157 kilometer verderop. Wat een tocht was dat…

Eigenlijk was er niks aan de hand totdat we in Montpellier kwamen. We moesten richting Quissac fietsen, maar dat stond nergens aangegeven en van de inwoners van Montpellier werden we ook niks wijzer. Gelukkig wist een buschauffeur ons de juiste richting aan te geven en na tien uur kwamen we vermoeid en hongerig aan in Mas de Roux. Hoe leuk en makkelijk de eerste dag ging, zo vervelend was de tweede dag. Afijn, onze mentale weerbaarheid was op de proef gesteld en we sliepen als roosjes.

147 kilometer naar het noorden lag het plaatsje Le Marconnes. Bestemming voor dag 3. De zon scheen en we moesten de bergen over. Na 3 uur kreeg ik materiaalpech met mijn ligfiets en dus moest ik de rest van de tocht vervolgen in de bus. Daar baalde ik van. Je wilt tenslotte je doel bereiken en dat is per fiets van A naar B gaan. Le Marconnes was weer zo’n mooie plek. Met een weids uitzicht en een heerlijke avondmaaltijd buiten moesten we ook deze plek weer verlaten om 147 kilometer naar Thiers te fietsen.

Omdat er weer veel bergen bedwongen moesten worden kwam ik op een gegeven moment alleen te fietsen. Met de ligfiets kan ik mijn ploeggenoten op de racefiets bergop niet bijhouden. Jeroen werkte elke dag de route uit en zorgde ervoor dat wij hem allemaal op een papiertje kregen. Dat plakte ik dan op mijn frame en zo had ik mijn eigen TomTom die mij de weg wees. Gelukkig zo ook deze dag. Maar een aantal uren alleen fietsen is best saai. De omgeving bood mij afleiding en bij de lunch kwam ik mijn ploeggenoten weer tegen. Thiers was trouwens ontzettend tegenstrijdig met Le Marconnes. Ditmaal zaten we in een Campanile hotel aan de drukke weg. Geen romantische boerderij in een natuurlijke omgeving, maar een chauffeurshotel. En bij het eten maakte ik een fout. Als je tartare besteld in Frankrijk, krijg je rauw vlees… Weer wat geleerd.

Van Thiers fietsten we 170 kilometer verder naar Autun. Deze dag hadden we het niet droog gehouden en ben ik begonnen met liedjesteksten in mijn hoofd te gaan zingen, om niet aan het slechte weer en mijn vermoeide benen te denken. Tijdens de route naar Autun fietste ik door heel veel kleine dorpjes. Tien huizen en ik was het dorpje weer uit. Heel veel van die dorpjes leken gewoon leeg te zijn. Ramen waren kapot, deuren hingen uit hun scharnieren en ik zag geen mens op straat.

Hoe anders was Autun. Een levendig stadje met een hele grote kerk waar we lekker gegeten hebben. ’s Ochtends werd de föhn erbij gepakt om de schoenen droog te krijgen en we verlieten het stationshotel op weg naar Chatillon sur Seine. Na 120 kilometer kwamen we daar aan en dat was een relaxt dagje. 50 kilometer minder dan de dag ervoor en zonneschijn. Van Chatillon sur Seine belandde we 147 kilometer verderop in Bar le Duc. Waar ‘het’ water overigens niet vandaan komt. Dat komt namelijk uit Utrecht. Wederom een tegenstrijdigheid… In Bar le Duc sliepen we opnieuw in een stationshotel en hebben we bij de kerk een super lekker ijsje gegeten. Dat hadden we wel verdiend, vonden we.

Van Bar le Duc belandden we 160 kilometer verderop in Neufchateau. We zijn Frankrijk en al zijn kleine dorpjes uitgefietst en in België aangekomen. Nou, dat was te merken. Hoe goed de wegen in Frankrijk waren, ze slecht waren ze in België. Volgens mij kregen we bijna alle lekken banden in België… Gaten en geschaafd asfalt was het probleem.

Deze dag was ik fout gereden maar ik had daardoor wel een erg mooie route gefietst. Ik kwam langs de Orval abdij. Daar wordt het Belgische Orval bier gebrouwen in een hele grote abdij. Je kon dat heel goed ruiken en de abdij lag midden in de bossen. In Neufchateau sliepen we in een super grote boerderij waar we de volgende ochtend wakker werden terwijl het goot van de regen.

Anderhalf uur later dan gepland vertrokken we enigszins droog naar Maastricht. Wat een hel was deze dag. Ik heb meer dan 7 uur alleen gefietst in regen en wind en de bergen waren erg steil. Volgens mij heb ik alles om mij heen wel een paar keer vervloekt en ik moest mezelf vaak streng toespreken. Ik was blij om het bordje ‘Nederland’ te zien en in Maastricht na 157 kilometer aan te komen. En om in Nederland te zijn, trouwens. Er waren direct fietspaden en fietsbordjes.

Van Maastricht gingen we naar Papendal. Dat was toch nog 173 kilometer fietsen maar wat heb ik genoten van die dag. In tegenstelling tot de dag ervoor genoot ik van het fietsen, de zon scheen en het kon mij niks schelen hoelang we erover zouden doen. Alles beter dan gisteren. De bergen waren weg en ik kon met de meiden fietsen. Van Papendal was het nog maar 130 kilometer naar Heerenveen. Een eitje vergeleken met wat we gehad hadden.

Normaal zou je denken, poeh, 130 kilometer. Maar na wat we allemaal gehad hadden lijkt het ineens niet zo ver meer. Na 1673 kilometer zijn we thuis in Heerenveen.  En na al die inspanningen en sportief bezig zijn ga ik nu iets heel anders doen: slapen. Tegenstrijdig hè?