Toch werd Franz Krienbühl, de eerste man die zich in zo’n flinterdun, aerodynamisch pak op het ijs waagde, uitgelachen. Hilarisch aanschouwde de schaatswereld hoe de Zwitser bij de Europese kampioenschappen in 1974 in het Zweedse Eskilstuna in een pak uit één-stuk, inclusief capuchon, op de baan verscheen. Met z’n 45 jaar meldde hij echter trots: “Ik kom steeds dichter bij de top.” Hoe dat kon, daar was Krienbühl duidelijk in: “Ik leef voor de sport, maar zoek het ook in mijn materiaal. Aanpassingen in de uitrusting kunnen voorwaarden zijn voor goede prestaties. In dat opzicht komt niemand zo goed voorbereid aan de start als ik. Daar zullen ze snel achterkomen.”
De eerste schaatskleding die rijders bij wedstrijden aan hadden, blonk niet uit in aerodynamica, een woord dat ten tijde van het ontstaan van ISU in 1892 nog niet eens bestond. Een fladderende broek met lange kousen, een trui, een wollen muts op het hoofd en warme wanten. Mede onder invloed van ontwikkelingen in andere sporten veranderde er begin 1900 het nodige. De mannen verschenen bij de wedstrijden in een trui en nauwsluitend pantalon van tricot. In ieder geval een strakke outfit. Maar pas na de Tweede Wereldoorlog spreken advertenties in de schaatsbladen voor het eerst over ’renpakken’ of ’machinaal gebreide schaatspakken naar maat, bestaande uit een broek (met aangebreide voet) en trui’.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw sloeg Krienbühl aan het experimenteren. “Ik weet dat, toen ik met dat pak op de ijsbaan verscheen, kinderen me nawezen en anderen me uitmaakten voor Tijl Uilenspiegel. Maar dat deed me allemaal niets. Ik geloofde in dat nieuwe idee”, zei de Zwitser jaren nadat het ’snelle pak’ gewoon goed was geworden.
De Noren waren in 1976 de eersten die het strak op het lichaam gesneden schaatspak overnamen. Windtunnel-onderzoek had namelijk uitgewezen dat het ’Krienbühl-pak’ een voordeel bood variërend van ongeveer 0.7 punt op de tien kilometer tot ongeveer 0.9 punt op de 500 meter. Hadden mannen als Jaap Eden, Ard Schenk en Kees Verkerk met een Krienbühl-pak gereden, dan hadden ze in hun topperiode vermoedelijk 20 à 30 seconden harder gereden op de tien kilometer.
Twee jaar na de Winterspelen in Innsbruck reed niet alleen elke wedstrijdschaatser in een Krienbühl-pak, maar was het idee ook overgenomen in de skisport, in de wielrennerij, in de roeisport, ja zelf tijdens de Zomerspelen in 2000 in het Australische Sydney bij de atletiek, waar atlete Cathy Freeman in een ’schaatspak’ de 400 meter won.
Huub Snoep is hoofdredacteur van het magazine SchaatsSport