Die blijdschap was zeker te zien bij Tim Prins, al begon zijn dag in mineur: een misspeer aan het begin van zijn 500 meter kostte hem veel tijd. Zijn inhaalrace begon hij daarna succesvol, door te winnen op de 1000 meter in 1.07,56. “Ik ben trots dat ik uit die negatieve spiraal ben gekomen. Die misser was mijn fout en mocht niet gebeuren. Toen moest ik het omzetten voor de volgende afstand. Niet per se de agressie – ik maakte weer dezelfde fout als op de 500 – maar de rust, het vertrouwen en zoeken naar de juiste accenten.”
Na zijn openingsafstand had Prins even nodig om te resetten. “Ik was gefrustreerd, heb niet eens op mijn telefoon gekeken. Boos heb ik uitgefietst. Vervolgens ben ik met de boys op een matje gaan liggen, een beetje kloten met elkaar. Met Jenning, Kjeld en al die gasten. Beetje grapjes maken: ik ben vrij over twee weken en kan oud en nieuw vieren.”
Of Prins echt kan genieten van het vuurwerk, is nog maar de vraag. Hij staat slechts vijfhonderdsten achter nummer drie Joep Wennemars, de plek die aan het eind van het toernooi toegang geeft tot het EK. “Ik denk dat wij ongeveer gelijkwaardig zijn, dus we staan weer op nul.”
Jenning de Boo begint zondagmiddag als nummer een aan de slotdag. “Blijdschap en trots overheersen. Het was mijn snelste 500 meter in Thialf en een heel mooie strijd met Tim op de 1000. Hij weet me weer te pakken”, waarbij ‘weer’ duidt op het World Cup Kwalificatietoernooi van vorig jaar. Voor het eerst plaatsten beide mannen zich destijds voor de wereldbekers op de 1000 meter, door een sterk optreden in een rechtstreeks duel. “Dat blijft mij voor de rest van mijn leven bij. Het moment dat wij met z’n tweeën doorbraken, een van de mooiste uit mijn carrière. Van Tim kan ik wel verliezen”, concludeert De Boo over zijn verlies van zaterdag.
Prins herkent zich in de woorden van zijn grote concurrent en ploegmaat. “Jenning en ik halen het beste in elkaar naar boven. Het schept een band als je met z’n tweeën zo je opmars maakt naar de internationale top. Ik denk dat dit de opmaat is naar nog vele mooie momenten. Hij doet het ontzettend goed en daar kan ik alleen maar respect voor hebben."
Mats van den Bos had tot voor kort een persoonlijk record boven de 35 seconden op zijn naam staan: 35,10. Tijdens een oefenritje vorige week haalde hij daar 0,24 af en klokte hij 34,86. Op zaterdagmiddag deed hij nog een duit in het zakje en stond er ineens 34,58 op het bord. Voor het eerst nestelde hij zich tussen de Nederlandse sprinttop; alleen Jenning de Boo hoefde hij voor zich te dulden. Helaas kon hij zijn magistrale begin geen vervolg geven, al na twee bochten op de 1000 meter lag zijn klassement aan diggelen door een val.
“Geen idee wat er gebeurde”, haalt Van den Bos het moment terug. “Ik dacht eerst dat mijn schoen op het ijs kwam, maar kijkend naar mijn materiaal zag ik dat ik het ijs niet geraakt had. Ik brak misschien weg. Dat ik aan het begin van die bocht een pion aantikte, had ik ook niet door. Ik was gefocust op hard rijden.”
Terwijl Van den Bos praat over zijn debuut op het NK Sprint, staat hij iets scheef. Aan de valpartij heeft hij een stijve rug overgehouden en wat schrammetjes op zijn elleboog en hoofd. “Mijn nek zal ik morgen ook wel voelen. Pas over twee uur zal ik echt de schade voelen, nu sta ik nog strak van de adrenaline.”
De woede is bij de 19-jarige Van den Bos inmiddels gezakt. “Ik stond aan de start zonder dat ik iets te verliezen had. Natuurlijk wilde ik hard rijden en is het vervelend, maar het gevoel van de 500 meter overheerst. Ik stijg weer boven mezelf uit. Die opening van 9,65 had ik niet verwacht. Ik ging er heel relaxt in en had er zin in. Ik had mijn taken op orde.” Die kalmte was na afloop van de 500 meter ver te zoeken. “Ik stond tussen de afstanden door echt te stuiteren en te springen. Ik had mijn telefoon aan Erik (Bouwman, red.) gegeven. Ook al wil ik het heel graag, ik moet hier nu niet naar kijken. Ik forceer mezelf om deze prestatie pas na het weekend in te laten zinken.”
Jenning de Boo vergelijkt Van den Bos’ groei met zijn eigen vorig jaar. “Mats gaat van 35,5 naar 34,5 dit seizoen. Dat vind ik hartstikke mooi, maar ik verlies liever niet van hem. Toen ik zijn tijd zag, dacht ik wel: verdomme, er moet een tandje bij. Het is niet met twee vingers in de neus winnen.”