Jenning de Boo klokte 34,36 en 34,37 en was daarmee bijzonder constant. Zijn twee rondjes van 24,66 lagen bovendien ver buiten het bereik van zijn collega’s. “Dat ik tweemaal 34,3 rijd, had ik niet zien aankomen. Ik hoop dat dit mijn standaard is. Dat zou mooi zijn. Stiekem wilde ik de tweede omloop iets harder gaan. Het waren nog geen perfecte races”, doet de winnaar na afloop zijn verhaal.
“Het kan in ieder geval de prullenbak in dat ik niet onder druk kan rijden”, vervolgt De Boo. Waar hij vorig jaar vanuit de luwte opkwam tijdens het WCKT, voelde hij nu vele ogen op zich gericht. “Ik ging er oprecht anders in. Ik verwacht altijd veel van mezelf, maar nu weten anderen ook dat ik hard kan rijden en denken zij dat ik het nog wel een keertje doe.” Waar hij dat aan merkte? Hij werd benoemd in voorbeschouwingen, zag zijn achterban groeien en kreeg succeswensen via sociale media. “Dat is heel leuk en geeft mij een extra boost, maar zorgt ook voor meer druk.”
De Boo vond de afgelopen dagen in het hotel afleiding bij zijn ploeggenoten. Hij bezocht de hotelkamers van ‘koffiefanaten’ Wesly Dijs en Kjeld Nuis voor een bakkie en deed spelletjes met de staf en zijn collega’s voor de nodige afleiding. “We schreeuwen het hele hotel bij elkaar met Perudo, een dobbelspel met een beetje bluffen en liegen. Om negen uur ’s avonds moeten we er dan ook mee kappen. Het is puur om er niet aan te hoeven denken dat ik moet rijden en geen foutjes mag maken. Ook in het krachthonk klooien Stefan (Westenbroek) en ik voor de wedstrijd. Dat haalt de scherpe kantjes er een beetje af.”
“Op een wedstrijddag als vandaag denk ik: kan het maar een trainingskamp zijn, dan zou ik geen zenuwen hebben. Zo’n dag is een van de verschrikkelijkste dingen die er is. Ik ben alleen maar aan het wachten tot ik mag rijden. Maar dat gevoel als je over de finish gaat na een goede rit is onbeschrijflijk. Pure euforie.”
De Boo mag alvast zijn vliegtickets boeken voor Japan en China, maar wil nog een startbewijs pakken. “Ik probeer me nu te richten op de 1000 meter van zondag en moet nog niet te veel in de feestsfeer komen”, sluit De Boo af, terwijl de adrenaline nog volop in zijn lijf zit.
Gemengde gevoelens en blijdschap verdrongen elkaar in het hoofd van Merijn Scheperkamp. Hij had vrede met de derde plaats in het fictieve klassement van de snelste tijden op 500 meter voor mannen tijdens het WCKT, maar mopperde als ‘schaatsnerd’ over de technische slippertjes die in zijn rit waren geslopen. “Het was verre van perfect. Ik heb er niet het maximale uit gehaald en daar baal ik van”, reageerde de sprinter van Team Essent die een jaar geleden tekende voor het topresultaat op het kortste nummer van het kwalificatietoernooi.
Jenning de Boo was oppermachtig met 34,36, en 34,37. Bij de tweede poging kwam Scheperkamp het dichtst in de buurt: 34,71. “Dat verschil van 0,35 lijkt veel. Ik denk echter te weten en ik geloof dat ik dat gat kan dichten naar hem, omdat ik weet waar het in zit. Daarvoor ga ik keihard aan het werk, in de hoop dat het me lukt”, aldus Scheperkamp, die zichzelf typeert als een slow starter. “Bij mij moet er eerst een beetje ritme in komen, en de druk erop. Dan gaat het goed.”
Tim Prins maakte een even opvallende als tactische keuze na zijn prima eerste optreden dat na 34,64 seconden eindigde (tweede plaats achter De Boo): hij meldde zich af voor de tweede omloop om zich te sparen voor de andere afstanden die nog op zijn menukaart staan (1000 en 1500 meter). Ook goed genoeg om de wereldbeker aan te tikken zijn Stefan Westenbroek (34,76) en Sebas Diniz (34,99).