Tjerk de Boer is z’n trauma kwijt
Schaatsen op een van de prachtigste locaties ter wereld is voor vrijwel iedereen een cadeautje. Al is er een reusachtig onderscheid te maken tussen trainen, gewoon recreatief rondjes rijden én competitiedruk. Neem Tjerk de Boer, een vrijetijdsrocker uit Weidum die het pak draagt van Albert Heijn Zaanlander (langebaan) en de marathons voor Royal A-ware afwerkt. Omdat Thialf de thuisbasis is van zijn ploeg, is Tjerk er dagelijks te vinden. Tot zover prima allemaal. Racen tegen de klok voor veel publiek? Dat vrat hem op. Wedstrijden en De Boer zijn te vaak een ongelukkige combi gebleken. “Een trauma”, noemde hij zelfs. Wel pas nadat hij dat vrijdagavond (deels) had overwonnen door een meer dan acceptabele vijf kilometer neer te leggen. Die bracht hem niet naar de wereldbeker. Geen probleem, zo liet hij doorschemeren. “Aan de World Cups doe je mee, als je kans hebt om te winnen."
“De vijf kilometer heeft me desondanks blij gemaakt. Ik kreeg steevast een dubbel gevoel wanneer andere rijders beweren dat het zo genieten is van een vol Thialf. Mij was dat nog nooit gelukt.” Tjerk lachte. “Tot vrijdag. Het was nu leuk om te doen.” Hij voegde zaterdagavond daad bij zijn woorden door zich in een van de mooiste marathons van de laatste jaren nadrukkelijk te manifesteren in de spectaculaire finale. Zijn optreden (tweede plek) sloot naadloos aan bij de onvoorwaardelijke liefde die hij een etmaal eerder betuigde aan het beulswerk. “De marathon heeft me geholpen de lol in het schaatsen terug te krijgen. Dat was ik verleden jaar kwijt toen ik over van alles en nog wat twijfelde. Nu gaat het hartstikke goed”, aldus De Boer, die de ultieme klapper van zijn vuurwerkpakket tot het slotakkoord bewaard had. Met Daan Gelling en Sjoerd den Hertog kachelde hij naar de Nederlandse titel op de team pursuit. Zó neem je afscheid van een trauma!
Dat gold zaterdagmiddag niet voor Robin Groot (23) van Team IKO-X2O. De hartsvriendin van wereldkampioene Joy Beune boekt jaarlijks progressie en verheugt zich er sinds de zomer van 2023 op samen met haar ploeggenote het wintercircuit van topwedstrijden in te kunnen duiken. Voor dit WCKT had ze er vertrouwen in dat het deze keer zou gebeuren. Zaterdag gooide ze zich met verve in de strijd om een wereldbekerstartkaart op de drie kilometer voor de vrouwen, in de overtuiging dat ze de cut van de top-5 zou halen. Op de 1500 meter van vrijdagavond had ze volgens coach Erwin ten Hove behoorlijk verzaakt, tijd dus om zich te revancheren. 2300, 2400 meter lang draaide ze als een geoliede machine, energiek en gefocust, ondertussen wetend dat ergens het moment zou komen van de verzuring. Dat kon niet uitblijven.
Het ijs voor haar leek in de slotronden plotseling te transformeren tot schuurpapier. Haar benen voelden aan alsof ze vol met lood stroomden en de kleurig uitgedoste fans op de tribunes zagen er plots uit als zwarte schimmen die irritant voor haar ogen dansten. Toen het spreekwoordelijke licht uitging, wist Robin genoeg. Geknokt had ze, maar het zou niet voldoende zijn. De tranen waren niet meer tegen te houden.
Was ze maar ‘fit-fit’ – een typering van Ten Hove – geweest. “Tja”, mompelde ze in de mixed zone, “dan had ik de eerste vijf gehaald, want daar hoor ik tussen. Maar met die voorbereiding van mij was dat al moeilijk genoeg…” Groots ademhaling begon te haperen, het werd snikken. Coach Martin ten Hove passeerde toevallig en legde een arm om haar heen. Ze verontschuldigde zich, maar verkoos heel dapper zich niet uit de voeten te maken met haar verdriet. “Ik was zó goed in de voorbereiding…” In een paar zinnen vatte ze samen wat haar had dwarsgezeten. Op trainingskamp in Spanje was ze van haar racefiets gestuiterd. Behalve fikse schaafwonden over de gehele rechterzijde van haar lichaam ontdekte ze een plekje op een enkel dat de dagen erna begon te ontsteken. “Ik moest tien dagen aan de antibiotica. Mijn conditie verdween als sneeuw voor de zon. Daar gaat m’n seizoen, dacht ik. Dat overkwam me vorig jaar ook op het WCKT, waar ik door corona niet eens kon meedoen aan het toernooi.”
Ze zuchtte diep, wreef de tranen uit haar ooghoeken en vervolgde: “Het opknappen van de antibioticakuur duurde lang. Een week geleden testte ik mezelf op trainingsrace over 1100 meter. Die was oké, maar niet zoals ik eerder was. Op deze drie kilometer werd het alles of niets.” Hoofdschuddend: “In die laatste twee rondjes hield het op. Normaal kan ik dit makkelijk. Zonder die antibiotica zou ik erbij zijn geweest, want ik heb mega-zieke stappen gemaakt op de fiets, en schaats-technisch ook. Ik zat in de team pursuit, daar hoorde ik bij. Maar weet je, individueel wil ik evengoed meedoen. Van de zomer heb ik keihard getraind. Er ging niets verkeerd, geen tegenslagen, en dan…. Die k…antibiotica.”
Haar stem werd vaster, de gezichtsuitdrukking trok wat bij. “Ik ben blij dat ik tenminste heb kunnen schaatsen. “Al heb ik weinig aan dit resultaat.” Dat slotzinnetje kwam er gelukkig alweer uit met een flauwe glimlach.
Debutante Jasmijn Veenhuis
Hoe de schaatscarrière van de jongste deelneemster aan het World Cup Kwalificatietoernooi zich de komende jaren zal ontwikkelen, staat alleen in de sterren geschreven. Feit is dat Jasmijn Veenhuis, een vrolijke, blonde Drentse, later áltijd kan zeggen dat zij de jongste atlete (29 maart 2007) is geweest die aan de WCKT-editie van 2024 heeft meegedaan, op twee disciplines. Ja, nog later ter wereld gekomen dan het megatalent Angel Daleman, die van 25 maart 2007 is. Natuurlijk, wanneer je op de startlijst een plek hebt, doe je mee om te presteren. Dat heeft de havo-scholiere gedaan, op haar manier, op haar niveau. 23ste op de 1500 meter, 18de in het veld van de negentien rijdsters die zich aan de drie kilometer waagden.
Ze tippelde zaterdagmiddag door de lange gang onder het ijs door naar de kleedkamer, glunderend van plezier. “Ik heb vandaag echt genoten. Het was best een verrassing tijdens de Holland Cup dat ik me plaatste voor dit toernooi. Gisteren (vrijdag, red.) vond ik het heel spannend en had ik last van de zenuwen voor de 1500 meter. Nu kon ik er open ingaan, met de bedoeling m’n persoonlijk record te verbeteren. Nee, dat is niet gelukt, maar ik ben in elk geval niet laatste geworden. Dat is al fijn.” Wat ze ook als prettig had ervaren, waren haar persoonlijke fans, papa & mama, de opa’s en oma’s. “Ik wist waar ze zaten, en kon dus bij het inrijden even naar hen kijken. Dat gaf me al vertrouwen.”
Dat kan ze komend weekend ook gebruiken, bij wéér een WCKT; dat voor junioren op de baan in Enschede. Daar schaatst ze álles: 500, 1000, 1500 meter en drie kilometer. “Ik heb er nu al zin in. Hopelijk kan ik daarna de wereldbeker in.” Ze besloot haar verhaal laconiek: ‘En anders blijf ik hier, hè, trainen in Thialf.”