Goochelen met tijden, met puntentotalen, met fictieve ranglijsten, én niet te vergeten, met de holy grail van de langebaan: de matrix die voor een groot deel leidend is in de race naar Milaan. Welke negen mannen en vrouwen mogen er straks starten op de Winterspelen? Wat nog voornamer is: zijn dan ook de besten afgevaardigd? Er bestaat geen olympische cyclus zonder dat deze onderwerpen passeren en allemaal op het bord komen te liggen van technisch directeur Remy de Wit (op de bovenstaande foto met bondscoach Rintje Ritsma).
“Natuurlijk hebben we genoeg goede schaatsers die in staat zijn TeamNL de volle buit te bezorgen, en dan doel ik op de maximale quota van negen rijders en rijdsters die ons land mag sturen. Alleen, gaat dat ook gebeuren? Het kan absoluut, maar dan moeten we vanaf nu bij de les blijven en scoren in de wedstrijden die ertoe doen. Daar horen alle wereldbekers bij, die worden steeds belangrijker in dit verhaal. De ISU duwt meer wedstrijden in hetzelfde tijdbestek. Dat betekent dat de atleten die naar de Spelen willen ook tijden moeten rijden op nummers die niet meteen in hun straatje passen. Want ons langebaanschaatsen mikt meer en meer op individualisering en specialisatie per afstand”, opent De Wit zijn betoog.
Er volgt een gedetailleerde uiteenzetting over het verdienen van quotaplaatsen, de bittere noodzaak van deelname door de Nederlandse toppers aan álle World Cups en het risico dat Nederland zomaar naast twee plaatsen kan grijpen door slecht te presteren op de ploegenachtervolging en de mass start tijdens de wereldbekers van de komende seizoenen.
“Daarom is het zo belangrijk dat iedereen zich het liefst vandaag al realiseert dat we bijvoorbeeld op de mass start-mannen een zeer grote uitdaging hebben. Dat ik hoop dat onze sprinters op de 500 meter kunnen meedoen om de prijzen, zodat we wat lucht krijgen. Weinigen weten dat voor de Winterspelen van Beijing de tweede startplek op de tien kilometer werd binnengesleept door Kars Jansman die een heel snelle tijd reed in de B-groep van de wereldbeker in Stavanger. Daardoor pakten we alsnog de negende plek. Zulke dingen moeten we deze keer te allen tijde zien te voorkomen. Sterker nog, met de nieuwe regels die er zijn richting Italië gaat dat niet meer en verliezen we dan een quotumplaats. Het wordt een hele klus, kan ik je vertellen.”
Scherp zijn, is wat De Wit predikt. Eerst zorgen dat TeamNL door de winter heen dankzij goede resultaten het topquotum van negen binnen handbereik houdt, zodat er in de seizoenen die nog volgen tot aan Milaan geen onnodige krachttoeren noodzakelijk worden om verloren terrein te herwinnen. “Dan haal ik graag even aan hoe ik met de Selectiecommissie van de bond in de aanloop naar de World Cup in Salt Lake City (december 2021, red.) tot diep in de nacht zat te rekenen hoeveel punten we misten om uiteindelijk die quota te halen. Het slot van dat liedje was dat Jac Orie samen met ons de beslissing nam om Joy Beune en Carlijn Achtereekte alsnog naar Calgary te sturen, terwijl die wereldbeker niet in de routing zat. Moet niet meer gebeuren. Al besef ik dat het makkelijker is gezegd dan gedaan.”
Het prangende probleem in Nederland zit ’m in de wat misplaatste houding. De Wit is duidelijk. “Wij in Nederland, of laten we het ons schaatslandschap noemen, denken nog steeds dat we aan de top van de wereld staan in deze sport, en overal doorslaggevend in zijn. Ondertussen manoeuvreert de internationale bond, de ISU, een heel andere kant op. Die van de teamonderdelen. Met die beweging gaan wij als schaatsend Nederland moeizaam mee, terwijl we dat veel beter wel zouden doen. En waarom? Omdat we gewoon moeten volgen. Omdat je niet machtiger kunt zijn dan de internationale bond, wat je ook van de ISU vindt.”